Postkoets

Stel je zo’n ouderwetse diligence voor, getrokken door twee paarden. De levensreis van de mens is te vergelijken met een reis per oude postkoets. Die koetsen waren vroeger niet somber zwart, maar droegen vrolijke kleurtjes rood, geel, blauw. De koetsier zit op de bok: hoge steek, pandjesjas.

De koets staat voor het lichaam: mooi gepoetst, alle krassen en blutsen keurig weggelakt. Net als wij mensen; ons lichaam zit vol emotionele littekens, maar we zijn netjes aangekleed, je ziet er niets van.

De koetsier belichaamt het verstand. Hij heeft veel aangeleerde kennis. Wijsheid heeft ie niet. Hij weet niks vanuit zichzelf, heeft alles aangeleerd. Hij is wel handig: hij smeert de veren, zodat de as niet zal breken; hij let op de gaten in het wegdek, houdt de andere koetsen in de gaten.

De paarden staan voor de gevoelens, de teugels zijn de wil. Een koetsier met een harde wil trekt te hard aan de teugels en verpest de paarden. Is hij daarentegen te slap, dan nemen de paarden het over en voert de reis op allerlei zijpaden. De koetsier moet geven en nemen met die paarden. Ze geruststellen, klopjes geven, laten eten en drinken. Kortom, hij moet veel aandacht aan z’n gevoelens geven.

Dan is er de koets; achter de gordijntjes zit de reiziger of reizigster. De reiziger is het innerlijk zelf. De koetsier kan lang niet altijd rechtstreeks communiceren met dat innerlijk zelf. Hij moet eerst zorgen dat de koets in orde is, en dat ie de paarden in bedwang heeft. Pas als dat allemaal in orde is, moet ie tijdens de reis zo nu en dan stil worden, want: de reiziger zendt continu boodschappen uit. Continu. En de koetsier kan ze alleen opvangen met zijn innerlijk oor. Zijn intuïtie. Want de reiziger is de enige die weet waar de levensreis heen moet. Dus de koetsier zal contact met z’n reiziger moeten onderhouden.

Ziehier het model van de psychosynthese: evenwicht zoeken, ruimte maken, rommel afwerken, verstand in balans met gevoel, en je behendige en goede wil gebruiken – alsof je paarden ment.

Bron: interview met psychosynthesetherapeut Maurits van Nieuwenhuysen, uit “Andermans ziel”, psychotherapeuten over zichzelf en hun vak - Marjo van Soest (Nijgh & Van Ditmar), Amsterdam 1990.